Ga naar hoofdinhoud
Testen Voor Toegang

Het nieuwe coronatoegangsbewijs: discriminatie of niet?

Niemand zal het zijn ontgaan: de nieuwe maatregel omtrent het coronatoegangsbewijs. Inmiddels hebben we met z’n allen afscheid genomen van de anderhalve meter regel, maar hebben we het coronatoegangsbewijs moeten verwelkomen. Onder meer in horecagelegenheden, concertzalen, evenementen, bioscopen en theaters zal een QR-code gescand moeten worden waarmee mensen kunnen aantonen dat zij of volledig gevaccineerd zijn, of van corona zijn hersteld of maximaal 24 uur geleden negatief zijn getest. Niet iedereen is blij met het coronatoegangsbewijs en tegen deze nieuwe maatregel is dan ook een rechtszaak gestart. De rechter heeft inmiddels in een kort geding procedure (vooruitlopend op de bodemprocedure) beslist of het coronatoegangsbewijs voorlopig mag blijven of niet.

Kort geding vooruitlopend op de bodemprocedure

Namens eisers, die anoniem willen blijven, is onder andere advocaat Maes een rechtszaak (bodemprocedure) gestart om de nieuwe maatregel te laten beëindigen, onder meer omdat het coronatoegangsbewijs discriminerend zou zijn. Vooruitlopend op het oordeel in de bodemprocedure, is er ook een kort geding aanhangig gemaakt om alvast de toepassing van de maatregel te kunnen opschorten. Het kort geding is afgelopen woensdag 6 oktober 2021 behandeld bij de rechtbank Den Haag.

Coronatoegangsbewijs in strijd met verschillende (grond)rechten?

Volgens Maes zouden de controles op de QR-codes onder meer in strijd zijn met de grondwet vanwege discriminatie. Immers, met het coronatoegangsbewijs zou ten onrechte onderscheid worden gemaakt tussen gevaccineerden en ongevaccineerden. Verder stelt Maes dat met het coronatoegangsbewijs een inbreuk wordt gemaakt op onder andere het recht op lichamelijke integriteit, het recht op bescherming van (medische) persoonsgegevens en het gelijkheidsbeginsel. De maatregel staat bovendien niet in een wet in formele zin (een wet die is vastgesteld door de regering en Staten-Generaal) en tot slot ontbreekt een legitiem/aanvaardbaar doel. Gevaccineerde personen zouden volgens Maes het virus evengoed verspreiden als ongevaccineerden waardoor verspreiding van het virus met deze maatregel niet wordt geremd. Juist om die reden zou de maatregel niet proportioneel en substantieel zijn. Dit houdt in dat volgens Maes voor een lichtere maatregel had kunnen worden gekozen.

De beoordeling van de rechter

De rechter oordeelt onder meer – net als in vorige rechtszaken omtrent coronamaatregelen – dat de Staat als taak heeft om passende maatregelen te nemen om de volksgezondheid te bevorderen en om ziekten zoveel mogelijk te voorkomen. Voor het invoeren van maatregelen – waaronder het coronatoegangsbewijs – vindt overleg met de Tweede Kamer plaats en mag het kabinet in beginsel afgaan op de adviezen van het OMT.[1] Om deze reden moet de rechter – zeker in kort geding zaken – zich terughoudend opstellen bij de beoordeling van de keuzes van de Staat. Dat wil zeggen dat de rechter niet zomaar op de stoel van het kabinet en de wetgever mag gaan zitten. Alleen in het geval de Staat onjuiste keuzes of onredelijk beleid maakt en maatregelen invoert zonder een wettelijke grondslag, kan de rechter ingrijpen.

Wettelijke grondslag en een legitiem doel

Nu de Staat het coronatoegangsbewijs heeft gebaseerd op de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen en deze wet vervolgens weer is gebaseerd op een wet in formele zin, de WPG (Wet publieke gezondheid), is een wettelijke grondslag voor deze ingrijpende beslissing aanwezig. Op grond van de WPG is de regering immers bevoegd om maatregelen te treffen ten behoeve van de volksgezondheid. Daarnaast is het coronavirus op dit moment nog steeds een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid waardoor het treffen van coronamaatregelen nog steeds noodzakelijk wordt geacht. Bovendien is de rechter van mening dat het coronatoegangsbewijs en het controleren op de QR-codes een legitiem doel dienen: door middel van deze maatregel, welke is gebaseerd op het advies van het OMT, zou verspreiding van het virus beperkt worden. Uit het advies van het OMT volgt onder meer dat volledig gevaccineerde personen wellicht het virus kunnen overdragen, maar wel aanzienlijk minder besmettelijk zijn.

En discriminatie?

Verder is de rechter van oordeel dat er geen sprake is van verboden discriminatie tussen gevaccineerden en ongevaccineerden en herstelden door het invoeren van het coronatoegangsbewijs. Iedereen is geheel vrij in de keuze voor het inzetten van dit bewijsmiddel doordat iedereen zelf mag beslissen of hij of zij gevaccineerd wil worden. De omstandigheid dat ongevaccineerden zich moeten laten testen voor toegang levert wellicht een verschil in behandeling op, maar hiervoor bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging: het coronatoegangsbewijs heeft immers tot doel om verdere besmetting van het virus te voorkomen.

Kortom heeft de rechter in kort geding beslist dat het coronatoegangsbewijs voorlopig toegepast mag (blijven) worden en niet in strijd is met het discriminatieverbod. Het is nu afwachten op het oordeel in de bodemprocedure! Wordt vervolgd..

[1] Gerechtshof Den Haag 18 mei 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:869.

Back To Top